Noodverlichting

Noodverlichting en vluchtwegen verlichting worden automatisch ingeschakeld bij een elektriciteitspanne. Dit aan de hand van een batterij, zodat bij een eventuele brand en rookontwikkeling de uitgang/nooduitgang gemakkelijk gevonden wordt.

Hiertoe is de lamp voorzien van zowel een aansluiting op het lichtnet als van een batterij of generator die de lamp indien nodig van elektriciteit voorziet.

Door het installeren van noodverlichting kan worden voorkomen dat men in het geval van stroomuitval de weg naar buiten niet meer kan vinden in een pand of andersoortige locatie. Ook in het geval van brand, zeker met de bijkomende rookontwikkeling, is het van groot belang dat aanwezigen tijdig de (nood)uitgangen kunnen vinden.

Bovendien kan een correcte verspreiding van het juiste type noodverlichting zorgen voor vermindering van paniek. Vaak worden deze lampen dan ook gecombineerd met bewegwijzering, zoals pictogrammen die wijzen naar de nooduitgangen.

Permanente noodverlichting

Bij permanente noodverlichtingen functioneert de lamp ononderbroken. Ze duiden altijd en overal duidelijk aan waar vluchtwegen en nooduitgangen zijn.

Niet permanente noodverlichting

Niet permanente noodverlichting De lamp van niet-permanente noodverlichtingen  gaat pas branden zodra de netspanning uitvalt. Komt de netspanning terug, dan dooft de lamp automatisch.

In veel bouwbesluiten is de installatie van noodverlichting verplicht gesteld. Dit geldt met name voor gebouwen waarin normaal gesproken veel personen bevinden, zoals kantoorpanden of studentenhuizen. De meeste moderne noodverlichting is voorzien van sterke led lampjes. Eerdere nog altijd zeer gangbare varianten zijn voorzien van tl of halogeenlampen.
Noodverlichting
Noodverlichting is ook te vinden in enkele vormen van vervoer, zoals in vliegtuigen. Over het vloeroppervlak lopen langs de gangpaden smalle lichtstroken, die ophouden of een afwijkende kleur hebben bij verschillende nooduitgangen. Wanneer bij brand de cabine teveel rook bevat, kan men zodoende kruipend over de grond alsnog een weg naar buiten vinden. Deze stroken worden ook wel “paniekverlichting” genoemd. De normen omtrent noodverlichting zijn vastgesteld in NEN-EN 1838, NEN 6088 en NEN 1010.

1. Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB)
Art 63 bis schrijft veiligheidsverlichting voor in inrichtingen waar gewoonlijk meer dan 100 mensen aanwezig zijn met het oog op een mogelijk noodzakelijke ontruiming indien de reguliere kunstverlichting uitvalt.

2. De Europese Richtlijn 89/654/EEG: Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen.
Deze Europese richtlijn bepaalt nadrukkelijk dat arbeidsplaatsen in het algemeen afdoende beveiligd dienen te zijn. Veiligheidsverlichting geldt hierbij als een noodzakelijke voorziening. Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor arbeidsplaatsen met relatieve grotere risico’s. Dit laatste is vooral van toepassing in de industrie. De werkgever draagt hier de verantwoordelijkheid voor de naleving van de voorschriften.

Veiligheid evacuatieverlichting

Dit is kunstmatige verlichting die mensen in staat moet stellen, indien nodig, op een veilige wijze een ruimte te verlaten. Veiligheid evacuatieverlichting kan onderscheiden worden in vluchtwegverlichting en vluchtwegsignalering.

Vluchtwegverlichting

Deze verlichting verlicht de vluchtweg, die wordt aangeduid met vluchtwegsignalering.

Bij vluchtwegsignalering is er sprake van verlichte vluchtwegaanduidingen. De aanduidingen of pictogrammen voor richting naar (nood)uitgang staan voorgeschreven in NBN L 13-005. Vorm, afmetingen en kleur (witte pictogrammen op groene ondergrond) zijn bepaald.
Dit is tevens in lijn met de Europese Richtlijn 92/58 minimum voorschriften veiligheid en gezondheid signalering op het werk.

Intensiteit en contrast van de verlichte pictogrammen zijn in de NBN L 13-005 en EN 1838 opgenomen.

Volgens NBN L 13-005 dient de horizontale verlichtingssterkte van de evacuatieverlichting mini-maal 1 lux te bedragen langs de as van de vluchtweg. Deze minimale waarde dient gedurende de volledige autonomieduur aangehouden te worden.

Op plaatsen van de vluchtweg waar een gevaarlijke toestand bestaat, bedraagt de minimale horizontale verlichtingssterkte 5 lux. Als gevaarlijke plaatsen worden geciteerd: een richtingverandering, een kruising, een overgang naar trappen, onvoorziene hoogteverschillen in het loopvlak.

Op alle plaatsen waar een gevaarlijke toestand kan ontstaan uit hoofde van de normale activiteit dient eveneens een minimale horizontale verlichtingssterkte aanwezig te zijn van 15 lux en dit tijdens de duur van het mogelijke gevaar.

De Europese norm EN 1838, ‘Verlichtingseisen voor noodverlichting’, beoogt standaardisatie en harmonisatie van regelgeving voor noodverlichting binnen de Europese Gemeenschap.

In aanvulling op de verlichtingsnormen, die voorkomen in de NBN L 13-005 schrijft EN 1838 minimaal 0,5 lux voor als antipaniek verlichting in open ruimtes en verzamelplaatsen.
Voor werkplekken met een verhoogd risico is bij netuitval meer dan 10% van de reguliere verlichting, met een ondergrens van 15 lux, als noodverlichting vereist.

Naast vluchtwegen en (nood)uitgangen omvat een noodevacuatieplan andere noodvoorzieningen, die bij netuitval verlicht dienen te zijn. In het algemeen bepaalt EN 1838 dat voor de volgende punten van het noodverlichtingplan specifieke aandacht vereist is:

  • iedere uitgang, die als nooduitgang aangemerkt is.
  • een zodanige verlichting van een trap, zodat iedere traptrede direct wordt aangelicht
  • iedere niveauverandering van de vloer
  • de verlichting van nooduitgangen en vluchtweg signalering
  • iedere verandering van richting
  • iedere kruising of splitsing van gangen

Voor de volgende punten geldt een verlichtingssterkte > 5 lux

  • elke Eerste Hulp locatie
  • iedere plek waar brandbestrijdingsmiddelen zijn aangebracht

Noodverlichting nodig?

Contacteer ons voor meer informatie.

  1. CAPTCHA